Onze unieke CO2-toestand
NRC-Handelsblad, 26-11-2005, Karel Knip.
Ingesloten lucht in de oudste ijsboorkern ooit maakt
duidelijk
dat de huidige CO2-toestand van de atmosfeer zeer uitzonderlijk is.
NOOIT EERDER in de afgelopen 650.000 jaar is de
CO2-concentratie van de aardse atmosfeer zo krankzinnig hoog geweest als
nu. En nooit steeg de concentratie zo snel als hij nu doet. Dit blijkt
uit lucht-onderzoek aan de oudste ijsboorkern die nu beschikbaar is. De
boorkern is door een groep Europese onderzoekers omhooggehaald uit een
kilometers dikke ijslaag onder `Dome C' op Oost-Antarctica. De
onderzoeksgroep noemt zich EPICA, de boorkern heet daarom de EPICA Dome
C-kern.
Deze
week brengt Science (14 nov) de resultaten van detailonderzoek aan de
luchtinsluitsels in het ijs dat informatie over acht opeenvolgende
ijstijden bevat. De vermaarde Vostok-ijskern, die destijds door een
Frans-Russische ploeg is omhooggehaald en geanalyseerd bevat gegevens
over vier ijstijden (Nature, 3 juni 1999) en gaat 440.000 jaar terug. De
nieuwe kern is nauwelijks langer dan de Vostok-kern maar komt uit een
zuidpoolgebied waar de jaarlijkse hoeveelheid sneeuwval, door de grote
afstand tot de zee, maar heel gering is. De hele laag is daar 3.200
meter dik en bevat onderin nog ijs van 900.000 jaar oud, maar dat is nog
niet omhoog gehaald.
Vorig jaar bracht Nature (10 juni 2004) al de eerste uitkomsten van het
Europese ijsonderzoek, maar de CO2-metingen zaten daar niet bij. Voor
het eerste artikel over de Dome C-kern waren op vaste onderlinge
afstanden langs de boorkern de elektrische geleidbaarheid, de
aanwezigheid van stofdeeltjes en de verhouding zware waterstof
(deuterium, D) tot gewone waterstof (H) bepaald. Proefondervindelijk
onderzoek heeft aangetoond dat deze D/H-verhouding als maat kan dienen
voor de temperatuur waarbij de sneeuw destijds ontstond. De aanwezigheid
van stofdeeltjes is karakteristiek voor het dieptepunt van ijstijden,
als veel landoppervlak dat niet door sneeuw en ijs werd bedekt droog en
dor is en bloot staat aan hevige wind.
Afbeelding: Concordia Station, Dome C
(coördinaten 75°06’Z; 123°21’O, 3233 m boven zeeniveau)
Bron:
ESF
Het eerste onderzoek liet een schitterende overeenstemming zien met de
resultaten van het onderzoek aan de Vostok-ijskern čn aan bodemslib uit
de diepzee. Uit de fijne gelaagdheid van dat diepzeeslib komen tot
dusver de sterkste aanwijzingen dat ijstijden in vaste regelmaat
voorkomen. De laatste miljoen jaar is de frequentie ruwweg eens per
100.000 jaar, waaruit een verband met variaties in de vorm van de
aardbaan wordt afgeleid.
Het mooie is dat het oude ijs in de vorm van luchtinsluitsels monsters
bewaart van de lucht die destijds over de zuidpool woei. Het zuidpoolijs
ontstaat uit losse sneeuwkristallen waartussen veel lucht achterblijft.
Als de sneeuw onder het gewicht van versere sneeuw samenperst blijft een
deel van de oude lucht in het ijs achter. Net zoals de Vostok-kern laat
de Dome C-kern zien dat de CO2-concentraties ruwweg synchroon met de
temperatuurvariaties meeschommelen. Is de temperatuur hoog dan is ook de
CO2-concentratie van de atmosfeer hoog. Bij een lage temperatuur hoort
een lage CO2-concentratie. De nieuwe Dome C-kern laat zien dat deze
wetmatigheid ook tijdens de vier oudere ijstijden optrad, al blijken de
CO2-variaties dan wat minder woest en is er soms duizenden jaar lang
nauwelijks enige variatie in CO2-gehalte. Nooit komt de CO2-concentratie
boven de 300 ppm. Tegenwoordig is hij al 380 ppm.
Van belang is dat de historische CO2-variaties achterlopen op de
temperatuurvariaties. Pas als aan het eind van een ijstijd de
temperatuur (door wat voor oorzaak dan ook) gaat oplopen gaat ook de
CO2-concentratie stijgen. Die zal de opwarming zeker versterken, maar de
volgorde is toch wezenlijk anders dan voor het huidige versterkte
broeikaseffect wordt aangenomen. Tussen de reactie van het CO2-gehalte
en de temperatuur bestaat een zogenoemde lag time (vertraging) die wel
duizend tot tweeduizend jaar kan zijn. Precieze kennis van de grootte
van die lag time is onmisbaar voor de analyse van de gebeurtenissen.
Een pijnlijke handicap is dat de luchtinsluitsels in het poolijs altijd
veel ouder zijn dan het ijs zelf. Pas op een diepte van enige tientallen
meters onder het sneeuwoppervlak is de oude sneeuw zozeer samengeperst
dat afgesloten luchtbelletjes ontstaan die verder niet meer van
samenstelling veranderen. Boven de zogenoemde firn-ijs-overgang staat de
lucht in het ijs nog voortdurend in contact met de oppervlakte. Op
plaatsen waar maar heel weinig sneeuw valt kan het leeftijdsverschil
tussen ijs en lucht oplopen tot vele honderden jaren. Dat is dus bijna
dezelfde orde van grootte als de lag time.
Voor het optreden van de ijstijden en de typische CO2-reactie van de
aarde zijn nog geen goede verklaringen gevonden. Aannemelijk is dat de
oceanen met CO2-uitstoot of -opname op temperatuurveranderingen
reageren. Uit statistische samenhang tussen de D/H-temperatuur-reconstructie
en de CO2-concentratie blijkt overtuigend dat het in ieder geval steeds
hetzelfde mechanisme is dat in werking treedt.
In navolging van Milankovic (1930) wordt aangenomen dat ijstijden
ontstaan in reactie op variaties in zonne-instraling die weer het gevolg
zijn van veranderingen in de aardbaan of de stand van de aardas. Maar de
heftigheid van de aardse reactie valt niet goed te rijmen met de
betrekkelijk geringe variatie in de instraling.
|