Klimaatverwachting tot 2080 op
Nederlandse supercomputer

Bron: KNMI


Op 15 oktober 2004 zijn bij het rekencentrum SARA in Amsterdam resultaten gepresenteerd van het

Dutch Computing Challenge Project:
"Simulation of extreme weather events: present and future".

In het kader van dit project zijn 62 simulaties van het mondiale klimaatsysteem geproduceerd over de periode 1940-2080. Daarmee is beter inzicht verkregen in mogelijke toekomstige extreme gebeurtenissen zoals extreem warme zomers of zeer zware stormen. Niet eerder is zo'n groot aantal realisaties van het klimaat berekend om uitspraken te kunnen doen over zeldzame, extreme gebeurtenissen en veranderingen in een veranderend klimaat.

Onderzoekers van het KNMI, Rijksinstituut voor Volksgezondheid Milieu, en het Instituut voor Marien en Atmosferisch onderzoek hebben deze enorme dataset van 8000 gigabyte geanalyseerd.

In de lezingen lichtten klimaatdeskundigen resultaten van het project toe, zoals de invloed van klimaatverandering op extreme zomers in Europa, El Niņo en regenval in de Sahel. In Nederland blijkt de kans op hittegolven toe te nemen; tegelijkertijd zijn er aanwijzingen dat we in de nabije toekomst weer een aantal koude winters mee zullen maken.


In dit plaatje is de wereldgemiddelde temperatuur vanaf 1940 af te lezen, zoals geschat uit wereldwijde waarnemingen (in blauw), en zoals gesimuleerd in elk van de 62 simulaties (in rood). Het gemiddelde van alle 62 simulaties is weergegeven met de zwarte lijn.

Het zal niemand ontgaan zijn; de zomer van 2003 in Europa was extreem warm. In 1947 beleefden wij de warmste zomer van de 20ste eeuw. Zijn deze warme extremen een toevallige gril van de natuur of een teken van het veranderend klimaat? Hoe groot is de kans op extreme warmte? Hoe verandert die kans als het klimaat verder opwarmt?

Het Centrum voor Klimaatonderzoek (CKO, een samenwerking tussen RIVM, KNMI en IMAU) is vorig jaar zomer een groot projekt gestart om deze vragen te onderzoeken. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van de TERAS, de supercomputer van het nationale rekencentrum SARA in Amsterdam. De TERAS is de snelste computer van Nederland en met zijn 1024 processoren ook een van de krachtigste computers in Europa.

Gedurende die zomermaanden zijn er op de TERAS 62 simulaties gemaakt van het klimaat over het tijdvak 1940-2080. Voor dit enorme projekt met als titel "Simulatie van extreme weersomstandigheden, nu en in de toekomst" wordt gebruik gemaakt van een geavanceerd klimaatmodel uit de Verenigde Staten. Het projekt is uniek: niet eerder is zo'n groot aantal realisaties van het klimaat berekend om uitspraken te kunnen doen over zeldzame, extreme gebeurtenissen en veranderingen daarin in een opwarmend klimaat. De eerste resultaten van de berekeningen zijn on-line op deze site te bekijken.

Gemiddelde zomertemperaturen in roosterpunt De Bilt
De rode kruisjes in het plaatje hierboven geven de gemiddelde zomertemperaturen weer in roosterpunt De Bilt voor het tijdvak 1940 tot 2080 van alle simulaties. De zwarte lijn is het gemiddelde van de simulaties. De blauwe rondjes geven de gemiddelde zomertemperatuur weer gemeten op weerstation De Bilt. Een bias van 1.2 graden is bij de model temperaturen opgeteld zodat het gemiddelde over 1961-1990 gelijk is aan de De Bilt meetreeks.

Grote jaar op jaar fluctuaties zijn te zien in zowel de gesimuleerde als gemeten tijdreeksen. Deze fluctuaties zijn grotendeels toevallig; het gemiddelde van alle simulaties gedraagt zich veel kalmer. Het effect van de grote vulkaanuitbarstingen is nauwelijks terug te zien. Vanaf de jaren 90 is wel een stijging zichtbaar in zowel de gesimuleerde tijdreeksen als de gemeten. Voor de simulaties is de oorzaak van deze stijging de toenemende concentraties van broeikasgassen in de atmosfeer.

Volgens deze berekeningen stijgt de temperatuur in onze streken net zo snel als de wereldgemiddelde temperatuur, zo'n 1.5 graad in deze eeuw als gevolg van de veronderstelde toename in concentraties broeikasgassen. Deze stijging ligt onderin de range van de door het IPCC verwachte temperatuurstijging (1.4 tot 5.8 graden).

Kansen op extreem warme zomers, zoals die van dit jaar en 1947, nemen de komende decennia sterk toe. Uitschieters naar extreem warme zomers nemen harder toe dan verwacht op basis van de gemiddelde temperatuurstijging.

Gemiddelde wintertemperaturen in roosterpunt De Bilt
De rode kruisjes in het plaatje hierboven geven de gemiddelde wintertemperaturen weer in roosterpunt De Bilt voor het tijdvak 1940 tot 2080 van alle simulaties. De zwarte lijn is het gemiddelde van de simulaties. De blauwe rondjes geven de gemiddelde wintertemperatuur weer gemeten op weerstation De Bilt. Een bias van 2.2 graden is van de modeltemperaturen afgetrokken zodat het gemiddelde over 1961-1990 gelijk is aan het gemiddelde van de meetreeks in De Bilt.

Grote jaar op jaar fluctuaties zijn te zien in zowel de gesimuleerde als gemeten tijdreeksen. Deze fluctuaties zijn grotendeels toevallig; het gemiddelde van alle simulaties gedraagt zich veel kalmer. Het effect van de grote vulkaanuitbarstingen is nauwelijks terug te zien. Vanaf de jaren 90 is wel een stijging zichtbaar in zowel de gesimuleerde tijdreeksen als de gemeten. Voor de simulaties is de oorzaak van deze stijging de toenemende concentraties van broeikasgassen in de atmosfeer.

Volgens deze berekeningen stijgt de temperatuur in onze streken net zo snel als de wereldgemiddelde temperatuur, zo'n 1.5 graad in deze eeuw als gevolg van de veronderstelde toename in concentraties broeikasgassen. Deze stijging ligt onderin de range van de door het IPCC verwachte temperatuurstijging (1.4. tot 5.8 graden).

Kansen op extreem koude winters, zoals die van 1963, nemen de komende decennia af.