Jaaroverzicht 2004
|
Met een gemiddelde
temperatuur in De Bilt van 10,3 °C (De Arend
10,7 °C) tegen een langjarig gemiddelde van
9,8 °C was 2004 warm. Daarmee is het tevens het achtste jaar op rij
met een gemiddelde temperatuur van boven de 10,0 °C.
Gemiddeld over het
land viel in 2004 862 mm neerslag, terwijl het langjarig gemiddelde
799 mm bedraagt. Daarmee kan het jaar als vrij nat worden
gekarakteriseerd. Op De Arend viel 765,6 mm
regen, minder dan het langjarig gemiddelde, dus voor Kortenhoef was de
nattigheid normaal. Meest markant was de regionaal overvloedige neerslag
in augustus. Op een aantal plaatsen in de westelijke helft van het
land viel ruim 200 mm. Op het KNMI-neerslagstation Maasland is de
maandsom uitgekomen op 325 mm. Dat is een nieuw landelijk
neerslagrecord. Het oude record stond op naam van Zandvoort met 321 mm
in oktober 1932. Ook juli was zeer nat waardoor de zomer (juni, juli,
augustus) gemiddeld over het land de natste was sinds tenminste 1951.
Voor De Arend waren de cijfers: juli 110.2 mm en
augustus 138.7 mm. Het jaar kende ook enkele lange, overwegend droge tijdvakken. Van 11
tot en met 27 april viel landelijk gemiddeld slechts vijf mm neerslag,
van 8 tot en met 29 mei maar vier mm. Het jaar was zonnig
met landelijk gemiddeld 1734 zonuren tegen 1553 uren normaal. Het
aantal uren zon nam ruwweg van west naar oost over het land af. Van de
KNMI-stations was Vlissingen het zonnigst met 1883 zonuren, in Deelen
scheen de zon het minst: 1556 uren. In De Bilt werden 1623 uren
zonneschijn genoteerd tegen normaal 1527. 54 Dagen verliepen er
zonloos, normaal is dat op 78 dagen het geval. Normaal=het
langjarig gemiddelde over het tijdvak 1971-2000 In onderstaande grafiek vindt u: |
Jaaroverzicht 2004 aarde |
Jaar 2004: op vierde plaats warmste jaren sinds metingen
Het jaar 2003 staat met een afwijking van +0,49 graden op de derde plaats. Alleen 1998 (+0,54) en 2002 (+0,48) waren nog warmer. De laatste tien jaren (1995-2004), met uitzondering van 1996, horen tot de warmste ooit gemeten. Vooral oktober was relatief warm: wereldwijd was het de warmste oktober van de meetreeks. In de 20e eeuw is de wereldgemiddelde temperatuur ruim 0,6 graden gestegen. In de laatste kwart eeuw is de opwarming drie keer zo groot als in de afgelopen honderd jaar. Op het noordelijk halfrond waren de jaren negentig de warmste, maar de laatste 5 jaar waren nog een stuk warmer. Op het noordelijk halfrond waren de jaren negentig van de vorige eeuw en 1998 de warmste in zeker 1000 jaar. Na 2003 volgen 1997 (+0,43), 2001 ( +0,42), 1995 (+0,38), 1990 (+0,34) en 1999 (+0,34), 2000 (+0,29), 1988 (+0,25), 1987 (+0,24) en 1996 (+0,22). De recordwarmte van 1998 hield verband met de zeer sterke El Niño. Toen was het water in een deel van de Stille Oceaan langs de kust van Peru en bij de evenaar een stuk warmer dan normaal. El Niño leverde daarmee een flinke bijdrage aan de wereldtemperatuur. De wereldgemiddelde temperatuur is al bijna een kwart eeuw hoger dan normaal en is het record herhaaldelijk bijgesteld. Alleen 1992 en 1993 waren met afwijkingen van +0,16 en +0,20 graden wereldwijd minder warm. De tijdelijke onderbreking van de temperatuurstijging wordt in verband gebracht met stof in de atmosfeer afkomstig van de Filippijnse vulkaan Pinatubo die in juni 1991 tot uitbarsting kwam. In 1994 keerde de warmte terug en vervolgens werden de records steeds opnieuw gebroken. El Niño's, vulkaanuitbarstingen en ook variaties in de zonneactiviteit zijn van groot belang voor het klimaat. Uit onderzoek lijkt dat de waargenomen opwarming in de eerste helft van de 20e eeuw grotendeels verklaard kan worden uit een afname van vulkaanactiviteit (vulkanen hebben een koelend effect), een toename van de zonne-activiteit en variaties in El Niño. In de tweede helft van de 20e eeuw is de temperatuur sneller opgelopen. De gemiddelde zonne-activiteit is in deze jaren echter amper veranderd. Sinds 1960 vonden er wel flinke vulkaanuitbarstingen plaats. Op basis hiervan zou het dus moeten afkoelen. Het is echter veel warmer geworden. De onderzoekers concluderen daaruit dat de forse opwarming in de tweede helft van de 20e eeuw niet het gevolg kan zijn van natuurlijke variaties. Het Intergouvernementele Panel (IPCC) van de VN wees in zijn laatste rapport in 2001 op dat menselijke activiteiten in belangrijke mate de oorzaak zijn van de warmer wordende wereld. De wetenschappelijke argumenten daarvoor zijn sterker geworden. |
Onderstaande afbeelding laat de gemiddelde wereldtemperatuur zien vanaf 1860.